Advocaten

Zorgplicht advocaat: zonder een vorderingsrecht valt er ook niets te stuiten

Hoge Raad 29 mei 2020
ECLI:NL:HR:2020:986
Advocaten

Bij het te gelde maken van een gecedeerde vordering blijkt deze nog niet op juiste wijze aan de cliënt te zijn overgedragen. Nadat de vordering jaren later alsnog werd overgedragen, bleek de vordering al te zijn verjaard. Valt de voormalig advocaat te verwijten dat de vordering in de periode voor de overdracht niet tijdig is gestuit? 

Een cliënt had een vordering van een X BV op Y gecedeerd gekregen. De advocaat stond de cliënt bij in het te gelde maken van de vordering. Na het opstellen van de akte van cessie, maar vóórdat van de cessie mededeling was gedaan aan Y, is X BV failliet gegaan. Y verweerde zich door te stellen dat zonder die mededeling de overdracht van de vordering niet was voltooid. Later, toen de advocaat niet meer voor de cliënt optrad, hebben de curatoren van X BV de vordering alsnog aan de cliënt overgedragen, maar toen bleek de vordering al verjaard. De cliënt houdt de advocaat aansprakelijk omdat deze er niet voor zou hebben gezorgd dat de vordering tijdig werd gestuit. Het hof oordeelde dat op de advocaat wel de verplichting rustte om zorg te dragen voor tijdige stuiting, óók als onduidelijkheid bestond over de rechtsgeldigheid van de vordering, maar had de vordering toch afgewezen nu de cliënt niet tijdig had geklaagd over het gebrek in de prestatie (art. 6:89 BW). De Hoge Raad casseert op het inhoudelijke oordeel van het hof. Een eventuele stuiting van de vordering vóór het moment waarop de cliënt rechthebbende was van de vordering, had geen effect gehad. De cliënt kon pas stuiten nadat de curatoren van X BV de vordering hadden overgedragen.
 
Een advocaat moet zijn cliënt behoeden voor voorzienbare en vermijdbare risico’s. Het beschermen van vorderingsrechten door te zorgen voor tijdige stuiting valt evident binnen het bereik van deze zorgplicht. In dit geval kon de advocaat zijn cliënt (nog) niet beschermen: de vordering zat nog in de boedel en alleen de curatoren konden de vordering dus stuiten. Een stuitingsbrief met de tekst: “voor het geval cliënt rechthebbende is/wordt van de vordering behoudt hij zich zijn rechten voor” zou geen enkel effect hebben gehad. Een niet-bestaande vordering valt immers niet te stuiten. Als een dergelijke brief geen effect had, kan ook geen verplichting voor de advocaat van deze cliënt worden aangenomen om een dergelijke brief te sturen. Pas na overdracht kon de cliënt stuiten, maar toen was hij geen cliënt meer van deze advocaat. Van een schending van de zorgplicht van de advocaat op dit punt was in deze casus dan ook geen sprake.


Heeft u vragen?

Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.