Advocaten

Geen sprake van een beroepsfout wegens suboptimaal procederen door advocaat

Rechtbank Rotterdam 10 augustus 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:6772
Advocaten

In deze procedure staat de vraag centraal of er door de advocaat een beroepsfout is gemaakt in een schadestaatprocedure. De rechtbank toetst het handelen langs de maatstaf van de ‘redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot’. Is sprake van een beroepsfout als een advocaat niet de best mogelijke prestatie verricht?

De betrokkene had de wens om op een perceel grond een varkensbedrijf te starten. Hiertoe heeft hij gedurende een langere periode overleg gevoerd met de gemeente omdat een wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk was. De gemeente heeft in 1997 die wijziging doorgevoerd maar het college van Gedeputeerde Staten heeft haar goedkeuring aan de wijziging onthouden. Het beroep van betrokkene bij de Raad van State werd ongegrond verklaard.

De betrokkene is vervolgens een civielrechtelijke procedure begonnen tegen de gemeente waarin hij werd bijgestaan door zijn advocaat. Betrokkene stelde in deze procedure dat hem door de gemeente ten onrechte was voorgehouden dat hij een varkensbedrijf kon vestigen op zijn perceel. Het Hof ’s-Hertogenbosch oordeelde vervolgens dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door vanaf december 1994 te doen voorkomen dat de plannen voor vestiging van een varkensbedrijf succesvol zouden kunnen zijn omdat zij niet in strijd waren met het streekplan. In de daaropvolgende schadestaatprocedure werden niet alle schadeposten toewijsbaar geacht.

Volgens de betrokkene heeft zijn advocaat een beroepsfout gemaakt in de procedure tegen de gemeente. De advocaat zou in de schadestaatprocedure onvoldoende onderbouwd hebben dat de betrokkene daadwerkelijk van plan was om een megavarkensbedrijf op te richten als gevolg waarvan zowel de rechtbank als het hof de gevorderde indirecte schade, bestaande uit gederfde varkensfokkerij-inkomsten, heeft afgewezen.

De rechtbank overweegt dat een advocaat jegens zijn cliënt aansprakelijk is als komt vast te staan dat de advocaat bij de behartiging van de belangen van de cliënt niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot in vergelijkbare omstandigheden mocht worden verwacht en de cliënt hierdoor schade heeft geleden. Bepalend is of het handelen van de advocaat ‘ex tunc’ (d.w.z. bezien naar de omstandigheden destijds) gerechtvaardigd was. Indien een procedure een voor de cliënt ongewenste uitkomst heeft, mag dat (achteraf) niet zonder meer als het onvermijdelijke gevolg van het handelen van de advocaat worden beschouwd (‘hindsight bias’). 

Volgens de rechtbank is geen sprake van een beroepsfout. Het betoog van de advocaat in de memorie van grieven dat en waarom de betrokkene wél voornemens was om zelf een varkensbedrijf te beginnen, beslaat in totaal bijna zes bladzijden en bestaat uit de nodige, steekhoudende onderbouwing. Van een duidelijk ondermaats handelen door de advocaat is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank acht het mogelijk wel juist dat de advocaat nog meer had kunnen aanvoeren om te onderbouwen dat de betrokkene daadwerkelijk plannen had om zelf een megavarkensbedrijf te beginnen, maar daar staat tegenover dat de maatstaf niet is dat een advocaat, rekening houdend met alle scenario’s, de best denkbare prestatie verricht. 

Verder staat niet vast of de betrokkene de advocaat wel van alle relevante informatie heeft voorzien. Het had in ieder geval op zijn weg gelegen om na ontvangst van de concept memorie van grieven erop te wijzen dat bepaalde informatie daarin ontbrak. De vorderingen van de betrokkene zijn niet toewijsbaar.

Deze uitspraak toont aan dat van een advocaat niet wordt verlangd dat hij de best denkbare prestatie levert. Van een beroepsfout is pas sprake als niet is gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijkheid bekwaam vakgenoot mag worden verwacht. 


Heeft u vragen?

Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.