Notarissen

De objectieve verjaringstermijn van 20 jaar en het verzuim om huwelijkse voorwaarden in te schrijven

Hof Den Haag 26 maart 2019
ECLI:NL:GHDHA:2019:842
Notarissen

Een notaris passeert een akte huwelijkse voorwaarden, maar verzuimt deze in te schrijven in het huwelijksgoederenregister. De vrouw ontdekt dit 22 jaar later, en betrekt de notaris in rechte. Hoe ver reikten de verplichtingen van de notaris en welke rol speelt het aanzienlijke tijdsverloop bij de beoordeling van haar vordering?

Een notaris is in 1992 aangezocht om een akte huwelijkse voorwaarden op te stellen en te passeren voor een echtpaar. Zij waren op dat moment gehuwd in gemeenschap van goederen. De notaris heeft de akte gepasseerd, maar heeft verzuimd om de akte in te schrijven in het huwelijksgoederenregister. Men is daarachter gekomen op het moment dat de vrouw de echtscheiding aanvroeg in 2014.

De vrouw verwijt de notaris dat hij is tekortgeschoten in de uitvoering van zijn werkzaamheden voor de man en de vrouw. Kern van het verwijt is het verzuim om de akte tijdig in te schrijven. De vrouw is een dagvaardingsprocedure gestart om een verklaring voor recht te vragen dat de notaris is tekortgeschoten. In de procedure staan twee vragen centraal: i) welke verplichting rustte er op de notaris ten aanzien van de inschrijving en ii) is de vordering van mevrouw inmiddels verjaard wegens het verstrijken van de objectieve verjaringstermijn van 20 jaar?

Het hof gaat eerst in op de verplichtingen van de notaris. Volgens het hof rust er op de notaris vanwege het passeren van de akte ook de verplichting tot inschrijving daarvan in het huwelijksgoederenregister. Dit moet de notaris “met de meeste spoed” doen, ook omdat van de inschrijving pas derdenwerking uitgaat na het verstrijken van veertien dagen na de inschrijving. Op de notaris rust tevens de verplichting om te controleren of de inschrijving daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Kortom: voor de notaris is niet alleen het inschrijven zelf relevant, maar ook de nazorg in de vorm van controle. Het staat vast dat de notaris dat heeft nagelaten. De notaris heeft er daarbij tevergeefs op gewezen dat een collega deze werkzaamheden zou uitvoeren; de verplichting blijft naar derden, waaronder het echtpaar dat hem aanzocht, op de notaris zelf rusten. Laat de notaris het verrichten van nazorg dus na, dan kan hij daarvoor zelfstandig aansprakelijk zijn.

Nu de tekortkoming van de notaris door het hof is aangenomen, komt de vraag op of de vordering van de vrouw jegens de notaris is verjaard. De verjaring van een dergelijke vordering wordt beheerst door het verjaringsregime uit artikel 3:310 BW. Dat artikel behelst twee verjaringstermijnen. Een subjectieve verjaringstermijn van 5 jaar, die kort gezegd begint te lopen op het moment dat een benadeelde bekend is zijn schade en de daarvoor aansprakelijke partij. Daarnaast is er een objectieve verjaringstermijn, die bepaalt dat een vordering in ieder geval verjaard door het enkele verloop van 20 jaar na de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis. Voor de aanvang van deze verjaringstermijn is niet nodig dat de benadeelde bekend moet zijn met de schade of de daarvoor aansprakelijke partij. Het kan dus zo zijn dat de vordering van een benadeelde verjaart terwijl hij niet eens weet dat hij een vordering heeft. Zo ook in het onderhavige geval.

Het hof overweegt dat de verjaringstermijn van 20 jaar is aangevangen zes weken na het passeren van de akte in 1992. Het hof is kennelijk van mening dat de notaris uiterlijk binnen zes weken de inschrijving in het huwelijksvermogensregister en de controle daarvan had moeten verzorgen. Nu de objectieve verjaringstermijn van 20 jaar in 1992 is aangevangen, is de vordering van de vrouw al in 2012 verjaard, aldus het hof. Dit was dus nog voordat de vrouw bekend was met de fout van de notaris (daar raakte zij naar eigen zeggen eerst in 2014 mee bekend).

De vrouw had nog geprobeerd om de fout van de notaris (de schadeveroorzakende gebeurtenis) en daarmee het aanvangsmoment van de verjaringstermijn van 20 jaar op te schuiven. Zij had namelijk betoogd dat op de notaris een doorlopende inschrijfverplichting was blijven rusten. De notaris was daarin pas vanaf 2014 in tekortgeschoten, omdat inschrijving toen niet langer mogelijk was door de ontbinding van het huwelijk, aldus de vrouw. In de visie van de vrouw was de schadeveroorzakende gebeurtenis dus pas in 2014 een feit. Het hof gaat hier dus niet in mee.

Het arrest is interessant omdat het inzicht geeft in de (vervolg)verplichtingen van de notaris bij het passeren van een akte houdende huwelijkse voorwaarden. Voorstelbaar is overigens dat de door het hof aanhouden termijn van zes weken in de huidige tijd niet meer op zal gaan. Het is tegenwoordig eenvoudiger om de huwelijkse voorwaarden in te schrijven en de inschrijving daarvan te controleren. Het arrest is verder interessant vanwege het verjaringsaspect. Niet zelden zal een eventuele fout van een notaris zich pas veel later openbaren, en wordt hij geconfronteerd met fouten uit een ver verleden (al dan niet van een protocolvoorganger). Het is voor de notaris goed om zich daarbij te realiseren dat de wet een objectieve verjaringstermijn van twintig jaar kent, die aanvangt vanaf het moment van tekortschieten (de schadeveroorzakende gebeurtenis). Deze termijn dient de rechtszekerheid en zorgt er ook voor dat een notaris zich niet ziet geconfronteerd met vorderingen waartegen hij zich niet meer kan verdedigen door het aanzienlijke tijdsverloop van twintig jaren.

In zeer uitzonderlijke gevallen kan een beroep op de verjaringstermijn van 20 jaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid overigens onaanvaardbaar zijn, maar in deze kwestie oordeelde het hof dat daarvan hier geen sprake was; de rechtszekerheid stond voorop.


Heeft u vragen?

Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.