Notarissen

De aanvang van de twintigjarige verjaringstermijn en eventuele erkenning door de kantoordirecteur

Hoge Raad 27 november 2020
ECLI:NL:HR:2020:1887
Notarissen

Een notaris verzuimt in 1992 om huwelijkse voorwaarden in te schrijven in het huwelijksgoederenregister. In 2014 wordt de notaris aansprakelijk gesteld. Is dat te laat en kunnen de uitingen en gedragingen van de kantoordirecteur een erkenning van aansprakelijkheid kunnen inhouden die de verjaring heeft gestuit?

Een echtpaar heeft in 1992 ten overstaan van de notaris een akte van huwelijkse voorwaarden laten passeren. Als de man in 2011 wordt toegelaten tot de schuldsaneringsregeling dient de vrouw een vordering in bij de bewindvoerder. De bewindvoerder weigert de vordering van de vrouw op de lijst van erkende concurrente schuldeisers te plaatsen. Het blijkt de huwelijkse voorwaarden niet in het huwelijksgoederenregister is ingeschreven. De vrouw stelt in 2014 de notaris aansprakelijk voor de schade die zij lijdt doordat de notaris niet zorg heeft gedragen voor de inschrijving van de akte van huwelijkse voorwaarden in het huwelijksgoederenregister. Vervolgens onderhoudt de vrouw contact met de kantoordirecteur van het notariskantoor. Hij zou aansprakelijkheid namens de notaris hebben erkend, aldus de vrouw.

De Hoge Raad oordeelt in lijn met het hof dat de vordering van de vrouw is verjaard wegens het verstrijken van de verjaringstermijn van twintig jaar, zoals bedoeld in artikel 3:310 lid 1 BW. De notaris dient ervoor te zorgen dat een akte van huwelijkse voorwaarden met de meeste spoed wordt ingeschreven in het huwelijksgoederenregister en dient voorts te controleren of de inschrijving ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Het tijdstip van het passeren van de akte van huwelijkse voorwaarden, te vermeerderen met een termijn van zes weken, bepaalt vervolgens of de notaris is tekortgeschoten in zijn dienstverlening. Dit is het moment dat de verjaringstermijn gaat lopen. 

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad, ook in lijn met het hof, dat de verjaring niet was gestuit door een eventuele erkenning van aansprakelijkheid door de kantoordirecteur. Ten eerst kon de verjaring in 2014 überhaupt niet zijn gestuit, omdat de verjaring toen al was voltooid. Daarnaast wordt geoordeeld dat het feit dat de kantoordirecteur de zaak bij de verzekeringsmaatschappij heeft aangemeld hem niet bevoegd maakt om schade namens de notaris te erkennen. Het feit dat de kantoordirecteur zich heeft ingespannen om zo snel mogelijk de feiten op een rij te zetten is in het belang van de vrouw geweest, maar dit brengt niet met zich mee dat de vrouw erop mocht vertrouwen dat de kantoordirecteur bevoegd was om schade te erkennen. Het is in schadekwesties bovendien gebruikelijk eerst de verzekeringsmaatschappij te informeren en pas daarna over de mogelijke aansprakelijkheid te spreken. De melding van de zaak bij de verzekeringsmaatschappij kan ook niet worden gezien als daad van erkenning.

De uitspraak van de Hoge Raad sluit aan bij vaste jurisprudentie over de verjaringstermijn van 20 jaar en is met name interessant vanwege het oordeel over de vraag of de gedragingen van de kantoordirecteur de verjaring van de schadevergoedingsvordering op de notaris hadden gestuit. Op grond van de wet (artikel 7:941 BW) en polisvoorwaarden is een verzekerde verplicht om de verzekeraar te informeren zodra zij weet dat zich een verzekerd risico heeft verwezenlijkt. Wordt een beroepsbeoefenaar aansprakelijk gesteld, dan dient hij zijn verzekeraar daarover niet alleen snel te informeren maar dient hij de verzekeraar ook van de nodige informatie te voorzien. Dat in die handelingen geen erkenning van aansprakelijkheid kunnen worden gezien, is begrijpelijk. Op grond van de polisvoorwaarden zal het daarnaast vaak de verzekeraar zijn die het voortouw neemt in de schadebehandeling en een beoordeling van de aansprakelijkheid zal willen maken voordat daarover überhaupt iets gecommuniceerd kan worden met de benadeelde. Om zijn rechten uit de polis niet te verspelen, doet de verzekerde er dan ook goed aan om geen aansprakelijkheid te erkennen zonder dit met de verzekeraar te overleggen. Het is prettig om te zien dat zowel het hof als de Hoge Raad dit scherp op het netvlies hadden.


Heeft u vragen?

Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.