Advocaten

De aansprakelijkheid van de advocaat in dienstbetrekking

Hoge Raad 18 september 2015
ECLI:NL:HR:2015:2745
Advocaten

Geldt voor advocaten in dienstbetrekking (die doorgaans geen opdrachtrelatie met de cliënt hebben) een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel?

Een advocaat die als werknemer in dienst is bij een advocatenkantoor heeft doorgaans geen opdrachtrelatie met de cliënt waarvoor hij werkzaamheden verricht. De opdrachtrelatie komt namelijk tot stand tussen het advocatenkantoor en de cliënt. Zo is het ook in deze zaak, waarin een partner (die maat is in de maatschap) en een werknemer van het kantoor voor een beroepsfout worden aangesproken door een cliënt.

Bij het begaan van een beroepsfout door de advocaat in dienstbetrekking kan het advocatenkantoor aansprakelijk zijn op grond van wanprestatie en de desbetreffende advocaat op grond van onrechtmatige daad. Dit laatste is het geval omdat de advocaat het predicaat ‘beroepsbeoefenaar’ draagt. Anders dan een beveiligingsmedewerker die een deur van een beveiligd pand vergeet af te sluiten of een schilder die knoeiwerk aflevert (beiden geen ‘beroepsbeoefenaar’), zo beschrijft de A-G in zijn conclusie, begaat een advocaat in dienstbetrekking dus relatief snel een onrechtmatige daad terwijl hij werkzaamheden verricht ten uitvoering van een opdracht die zijn werkgever heeft aanvaard. Dit wringt volgens de A-G. Het betekent immers dat een eerstejaars advocaat-stagiaire of kandidaat-notaris zonder meer door een cliënt van hun kantoor kunnen worden aangesproken als zij een beroepsfout maken, terwijl de bij hetzelfde kantoor werkende senior-belastingadviseur of kantoormanager in beginsel van eigen aansprakelijkheid zijn gevrijwaard. Hij stelt daarom voor om de drempel voor aansprakelijkheid voor beroepsbeoefenaren in dienstbetrekking te verhogen. Naast onzorgvuldig handelen van de betreffende beroepsbeoefenaar zou voortaan een bijkomende omstandigheid nodig zijn. Een vergelijkbaar aansprakelijkheidsregime kennen we bij bestuurdersaansprakelijkheid, waar een ‘ernstig verwijt’ nodig is (overigens benadrukt de A-G dat hij die mate van verwijtbaarheid hier niet bedoelt).

De HR gaat daar echter niet in mee en herhaalt dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dit geldt ook voor een advocaat in dienstbetrekking, die geen contractuele band heeft met de cliënt. Zijn aansprakelijkheid voor onzorgvuldig handelen in de uitoefening van zijn beroep dient dan ook te worden getoetst aan de ‘gewone’ regels van de onrechtmatig daad. Hiervoor is niet vereist dat hem – zoals het Hof oordeelde – een persoonlijke ernstig verwijt kan worden gemaakt.

In zoverre is dit arrest voor wat betreft de aansprakelijkheidsnorm voor de advocaat (in dienstbetrekking) dus niet veel nieuws onder de zon. Wel levert het een belangrijke aanbeveling op voor de praktijk voor advocaten- en notarissenkantoren: sluit – voor zover je dit al niet doet – in de algemene voorwaarden aansprakelijkheid voor werknemers (en vennoten en bestuurders) uit. Met name in geval van faillissement van het kantoor kan deze uitsluiting van aansprakelijkheid cruciaal zijn, aangezien een ontevreden cliënt zijn schade in dat geval zal verhalen op het privévermogen van de advocaat in loondienst die als werknemer de door zijn kantoor aanvaardde opdracht daadwerkelijk uit heeft gevoerd. Dit risico doet zich overigens niet voor zolang de beroepsaansprakelijkheidsverzekering nog doorloopt bij faillissement. Aangezien alle (als vennoot, bestuurder of werknemer) aan het kantoor verbonden beroepsbeoefenaars behoren tot de kring van verzekerden genieten zij allen in dat geval nog dekking onder de polis. Het arrest en de conclusie van de A-G vormen dus voor kantoren niet direct een aanleiding om de verzekerdendefinitie of andere onderdelen van de polisvoorwaarden aan te passen.


Heeft u vragen?

Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.