Accountants

Accountant aansprakelijk voor persoonsgericht onderzoek?

Hoge Raad 17 mei 2019
ECLI:NL:HR:2019:744
Accountants

Heeft het accountantskantoor bij het verrichten van een persoonsgericht onderzoek naar een directielid van een stichting zorgvuldig gehandeld jegens het directielid? Welk beoordelingskader dient daarbij in acht te worden genomen? De Hoge Raad legt uit.

Nadat zij onregelmatigheden in de financiële administratie constateert, geeft het bestuur van een stichting op 20 januari 2010 een Arubaans accountantskantoor de opdracht een persoonsgericht onderzoek naar een directielid te starten. Op 9 juli 2010 publiceert het accountantskantoor het definitieve rapport. Als gevolg van dit rapport verliest het betreffende directielid zijn baan, en lukt het hem niet meer om elders een functie te verwerven. In deze procedure vordert het directielid daarom een verklaring voor recht dat het accountantskantoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Het onderzoek zou volgens hem ernstige gebreken vertonen en er zou niet zijn voldaan aan de eisen van hoor en wederhoor.

Het hof is het eens dat onvoldoende wederhoor heeft plaatsgevonden, terwijl dit voor de evenwichtigheid van de rapportage wel noodzakelijk was. Het accountantskantoor heeft volgens het hof gehandeld in strijd met de voorschriften neergelegd in artikel 3.1 en 13.2 van de Gedragsrichtlijn inzake Persoonlijke Accountantsonderzoeken van het Koninklijke NIVRA. Derhalve is onvoldoende zorg betracht om te vermijden dat uit het eindrapport een negatiever totaalbeeld kon ontstaan over de onderzochte persoon dan werd gerechtvaardigd door de feiten. Het accountantskantoor wordt door het hof aansprakelijk bevonden jegens de directeur van de stichting. Het accountantskantoor gaat vervolgens in cassatie.

De Hoge Raad verduidelijkt in dit arrest hoe de aansprakelijkheidsvraag van een accountant bij de uitoefening van zijn beroep ten opzichte van derden (in dit geval het directielid van een stichting) dient te worden ingevuld.

Ten aanzien van de zorgvuldigheid jegens derden, houdt de Hoge Raad de ‘in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid’ als maatstaf aan. De invulling van deze zorgvuldigheidsnorm, die volgt uit artikel 6:162 lid 2 BW, komt aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval. Daarbij dient volgens de Hoge Raad mede acht te worden geslagen op de functie van de accountant in het maatschappelijk verkeer.

In Nederland hebben de met die functie gepaard gaande verantwoordelijkheden invulling gekregen in voor accountants geldende gedrags- en beroepsregels (welke veelvuldig van toepassing worden verklaard in contracten tussen accountants en hun opdrachtgevers). De zorgvuldigheid die moet worden betracht jegens een derde, wordt volgens de Hoge Raad daarom mede ingevuld door hetgeen de geldende gedrags- en beroepsregels voor accountants met zich brengen. Dat de betreffende gedrags- en beroepsregels voor accountants (destijds vastgelegd in de Gedragsrichtlijn inzake Persoonlijke Accountantsonderzoeken van het Koninklijke NIVRA) formeel niet in Aruba gelden, acht de Hoge Raad niet van belang. Die gedragsregels zijn volgens de Hoge Raad immers algemeen aanvaarde zorgvuldigheidsnormen voor het handelen van accountants jegens derden die invulling geven aan hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (en aldus invulling geven aan de aansprakelijkheidsvraag jegens derden).

De Hoge Raad bevestigt in zijn arrest het oordeel van het hof dat het accountantskantoor onrechtmatig heeft gehandeld jegens het directielid door onvoldoende wederhoor toe te hebben gepast (wat op grond van de – niet direct van toepassing zijnde – gedrags- en beroepsregels ook was voorgeschreven).

Het arrest laat zien hoe de gedrags- en beroepsregels doorwerken in de civielrechtelijke aansprakelijkheidsnormen. Naleving van de gedrags- en beroepsregels is dus niet alleen uit tuchtrechtelijk, maar ook civielrechtelijk oogpunt cruciaal. Het arrest laat bovendien zien dat het voor de eigen aansprakelijkheidspositie van de accountant erg belangrijk is om in geval van een persoonsgericht onderzoek, waarvan op voorhand bekend is dat dit zal (kunnen) worden gebruikt in een geschil met de persoon die wordt onderzocht, voldoende wederhoor toe te passen. Gebeurt dat niet, dan komt de accountant zelf in beeld voor de schade die daardoor ontstaat.

In deze procedure ging het overigens enkel om een zgn. verklaring voor recht dat het accountantskantoor aansprakelijk is. Wat nu de precieze schade is die het directielid zou hebben geleden als gevolg van het onvoldoende toepassen van wederhoor, lijkt nog niet zo eenvoudig te bepalen. Zou de uitkomst van het persoonsgericht onderzoek daadwerkelijk anders zijn geweest bij voldoende wederhoor en zou de opdrachtgever dan anders hebben geacteerd? Het zijn cruciale vragen die in een schadestaatprocedure of eventuele schikkingsonderhandelingen aan de orde zullen (moeten) komen.


Heeft u vragen?

Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.