Overig

Aansprakelijkstelling van een stichting derdengelden

Hoge Raad 19 juni 2020
ECLI:NL:HR:2020:1078
Overig

Door de curator wordt geadviseerd om een bepaald bedrag over te maken naar de derdengeldenrekening van het (advocaten)kantoor van de curator, welke rekening op naam staat van de Stichting. Door deze handeling wordt de positie van de Rabobank “gefrustreerd”. De Rabobank stelt zowel de curator als de Stichting aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. Maar heeft de Stichting wel onrechtmatig gehandeld?

Door de Rabobank is een “facilities agreement” gesloten met een B.V. en haar groepsmaatschappijen. Tot deze groepsmaatschappijen behoren onder andere [G] B.V. en haar moedermaatschappij [F] B.V.
[G] had meerdere kledingwinkels. Tot zekerheid van de verplichtingen die [G] jegens de Rabobank was aangegaan, was [G] gehouden om periodiek een pandrecht te vestigen op handelsvorderingen, door ondertekening van een aanvullende pandakte en registratie hiervan bij de belastingdienst. In de “facilities agreement” stond opgenomen dat [G] verplicht was om al het betalingsverkeer te laten verlopen via haar bij de Rabobank aan te houden rekeningen. 

Ten aanzien van moedermaatschappij [F] is op een zeker moment stille bewindvoering van toepassing verklaard. Ook is toen een stille bewindvoerder aangesteld. Enkele dagen later heeft de Rabobank haar hele zekerhedendocumentatie aan de beoogd curator overgedragen. Vervolgens heeft wederom enkele dagen later een telefoongesprek plaatsgevonden tussen een bestuurder van de moedermaatschappij [F] en de beoogd curator waarin [F] aangaf een overeenkomst te hebben gesloten ter beëindiging van een huurovereenkomst van een winkelpand. De nieuwe huurder was bereid een bedrag ad € 363.000,- te betalen aan [G]. De beoogd curator heeft toen aan de bestuurder van [F] geadviseerd het bedrag door de nieuwe huurder over te laten maken op de derdengeldenrekening van het kantoor van de beoogd curator. Die derdengeldenrekening staat op naam van de Stichting. 

Enkele dagen later is [F] in staat van faillissement verklaard, waarbij de voorheen beoogd curator officieel als curator werd aangesteld. De Rabobank is vervolgens overgegaan tot opeising van alle aan haar verschuldigde bedragen, waaronder de bedragen welke zijn verschuldigd onder de “facilities agreement”. De curator heeft de Rabobank enkele dagen later op de hoogte gesteld over de voorliggende situatie met de beëindiging van de huurovereenkomst en van het feit dat er een bedrag ad € 363.000,- was overgemaakt op de derdengeldenrekening op naam van de Stichting. Ongeveer twee weken later heeft de curator de Stichting verzocht om het bedrag te betalen op de faillissementsrekening van [G]. 

De Rabobank vordert de hoofdelijke veroordeling van de curator en de Stichting tot betaling van het bedrag ad € 363.000,-. De Rabobank verwijt de curator dat hij onrechtmatig jegens de bank heeft gehandeld door te bewerkstelligen dat het bedrag door de nieuwe huurder werd betaald op de derdengeldenrekening van zijn kantoor in plaats van op de door [G] bij de Rabobank aangehouden rekening, terwijl hij wist dat de Rabobank een pandrecht had op de vordering van [G] op de nieuwe huurder. Ook verwijt de Rabobank de curator dat hij vervolgens kort na de faillietverklaring van [G] zonder overleg en in strijd met het gewekte vertrouwen bij de Rabobank het bedrag van zijn derdengeldenrekening heeft laten overmaken naar de boedelrekening van [G]. Met betrekking tot de vordering jegens de Stichting is de Rabobank van mening dat de Stichting deze onrechtmatige handeling heeft gefaciliteerd en dat de Stichting ook zelfstandig onrechtmatig heeft gehandeld.

De Hoge Raad stelt vast dat advocaten op grond van de beroepsregels verplicht zijn om voor het ontvangen van derdengelden gebruik te maken van een stichting derdengelden. Volgens de toelichting op deze beroepsregels is het doel van het verplichte gebruik van een afzonderlijke stichting allereerst de vermogensrechtelijke bescherming van derdengelden tegen verhaalsaanspraken van crediteuren van de advocaat. Daarnaast beogen de regels te voorkomen dat de stichting derdengelden oneigenlijk wordt gebruikt doordat op deze rekening gelden ‘geparkeerd’ worden die daar niet thuishoren.

Genoemde beroepsregels zijn gericht tot de advocaat en niet tot de stichting derdengelden. Uit de beroepsregels volgt niet dat op een stichting derdengelden de verplichting rust actief te onderzoeken of de bedragen die binnenkomen op haar bankrekening kunnen worden aangemerkt als derdengelden. De stichting derdengelden mag er in beginsel vanuit gaan dat dit het geval is. Dat is slechts anders als de stichting in de gegeven omstandigheden, bijvoorbeeld door de betalingsomschrijving of het ontbreken daarvan, redelijkerwijs diende te twijfelen.

In dit geval laten de omstandigheden van het geval geen andere conclusie toe dan dat geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit volgt dat de Stichting redelijkerwijs moest betwijfelen of het op haar bankrekening binnengekomen bedrag kon worden aangemerkt als derdengelden. De vorderingen jegens de Stichting worden derhalve afgewezen.

Voor zover het hof in haar arrest had geoordeeld dat de advocaat onzorgvuldig en derhalve onrechtmatig heeft gehandeld jegens de Rabobank, laat de Hoge Raad dit oordeel in stand.

Relevant aan deze uitspraak is dat de beroepsregels zich puur richten tot de advocaat en niet tot de stichting derdengelden. De Rabobank kon in deze zaak derhalve geen hoofdelijke veroordeling afdwingen voor de curator en de stichting derdengelden. Op de Stichting rust in beginsel geen verplichting om actief te onderzoeken of op de bankrekening binnenkomende bedragen kunnen worden gezien als derdengelden.


Heeft u vragen?

Neem dan gerust contact op met één van onze specialisten.